
Nieuwe collectiestukken verkennen gaten in de geschiedenis
9 December 2025
Ratri Notosudirdjo, Sandim Mendes en Ayo doken in de stalenboeken van de Leidsche Katoenmaatschappij en deden mee aan discussies over de impact van de gekopieerde patronen van overzee. Ze lieten zich vooral inspireren door wat ze misten en maakten installaties die koloniale stiltes doorbreken.
De afgelopen anderhalf jaar hebben drie kunstenaars zich samen met de conservatoren van het museum, het labteam en extern adviseur prof. Rolando Vázquez Melken verdiept in de collectie Leidsche Katoenmaatschappij (LKM). De stalen- en receptenboeken, textielvoorwerpen en archieven van deze textielfabriek, die eind 19e en begin 20e eeuw gerund werd door de familie Driessen, liggen aan de basis van het huidige museum. Deze stukken werden in de jaren 50 door de gemeente Tilburg aangekocht en in beheer gegeven aan het TextielMuseum, dat in 1958 de deuren opende – toen nog in een fabrikantenvilla aan de Gasthuisring.

Kunstenaars Ayo, Sandim Mendes en Ratri Notosudirdjo. Foto door Patty van den Elshout.
Imitatiebatiks
Inmiddels wordt er heel anders naar deze collectie gekeken dan destijds. De Leidsche Katoenmaatschappij maakte onderdeel uit van een systeem van koloniale exploitatie. De succesvolle handel van de Driessens was gebaseerd op het kopiëren van andermans culturele erfgoed. Zo werden originele, handgemaakte batiks uit Indonesië in Nederland industrieel gereproduceerd met machinaal gedrukte prints. Deze imitatiebatiks werden weer op grote schaal verkocht in onder andere Azië, Afrika en Suriname.
Losgerukt uit culturele context
Terwijl de technische specificaties zorgvuldig geregistreerd staan in de 70 stalen- en receptenboeken in de collectie, is over de herkomst en de betekenis van de patronen helaas maar weinig opgeschreven. De Driessens reisden de wereld rond en namen stoffen en kleurstoffen mee om ze na te maken en te verkopen, niet om het verhaal achter die stoffen te vertellen. “Veel van die stalen zijn uit hun culturele context gerukt,” zegt museumconservator Adelheid Smit. “We weten heel veel niet van het grotere plaatje; wat is er aan kennis en erkenning verloren gegaan?”

Kunstenaars Ayo, Sandim Mendes en Ratri Notosudirdjo in het TextielLab. Foto door Patty van den Elshout.
Dekoloniale blik
Nu wordt er al langer onderzoek gedaan naar de culturele context van deze historische verzameling, maar met steun van het Mondriaan fonds kon het museum nog een stap verder gaan. Voor de collectieopdrachten van 2024 en 2025 zijn kunstenaars Ratri Notosudirdjo, Sandim Mendes en Ayo uitgenodigd om met een dekoloniale blik naar deze collectie te kijken en van daaruit nieuwe collectiestukken te ontwikkelen. Het bijzondere aan dit traject is dat het eerste halfjaar is besteed aan gezamenlijk onderzoek waaraan niet alleen de kunstenaars, maar ook de labspecialisten en de conservatoren deelnamen.
Collectief leerproces
In een aantal sessies onder leiding van Rolando Vázquez Melken, hoogleraar Post/Decolonial Theories and Literatures aan de UvA, werd de collectie verkend en onderzoek gedaan naar de impact van de handelswijze van de Leidsche Katoenmaatschappij. “We willen eerlijk en open kijken naar wat er aan onze collectie vooraf ging,” zegt Smit, die curator is van de tentoonstelling waarin de nieuwe collectiestukken te zien zullen zijn. Ze omschrijft de gezamenlijke sessies onder leiding van Vázquez als een uniek collectief leerproces. “Rolando kan als geen ander het perspectief verschuiven en niet-westerse culturen en ervaringen centraal stellen. De eurocentrische blik van het museum werd daardoor heel voelbaar. Wij zijn gewend te kijken naar wat er te zien is, in plaats van naar wat er níet te zien is. Wij zagen eerst niet hoe fragmentarisch en losgezongen de patronen van die stalen eigenlijk zijn van hun oorspronkelijke gebruik en betekenis. Door dit onderzoek werden we ons bewust van de gaten in het verhaal.”
Zichtbaarheid en erkenning
Met dit soort onderzoeksprojecten wil het TextielMuseum de misstanden uit de koloniale geschiedenis niet ‘goedmaken’, maar wel zichtbaarheid en erkenning creëren voor de originele makers. “Met deze opdrachten hopen we een aanzet te kunnen doen tot een dekoloniale duiding van collecties, en van onze textiele collectie in het bijzonder,” aldus Smit. “We willen connecties herstellen, verleden aan heden verbinden en uitgewiste geschiedenissen en stemmen weer laten klinken.”
Machinale reproductie
Het proces dat het museum met Notosudirdjo, Mendes en Ayo is aangegaan, is daar een belangrijke stap in. In de onderzoeksperiode hebben zij zich vooral laten inspireren door de verbroken relaties die de stalenboeken representeren. In de stalen zie je terug hoe de handschriften van de originele batik-kunstenaars zijn uitgewist door de machinale reproducties van de Leidsche Katoenmaatschappij. Pas na de groepssessies en het impactonderzoek, kozen de drie kunstenaars voor een techniek en een ontwerp. Daarbij was het machinale productieproces in het TextielLab ook onderwerp van gesprek, aldus Smit: “We hebben uitgebreid besproken wat het betekent om dit werk hier nu weer op industriële machines te produceren.”
Stiltes doorbreken
De installaties die uit dit gefaseerde proces zijn voortgekomen, worden pas in 2027 in volle glorie aan het publiek getoond. Maar in aanloop naar die expositie delen we hier de komende tijd wel de verhalen van de makers. Ze maakten ruimtevullende installaties van textiel en andere materialen, waarin ze de connectie leggen met hun roots in Indonesië, Kaapverdië en Oeganda. Opvallend is dat zij alle drie geluid in hun installatie hebben verwerkt. “Getriggerd door de LKM-collectie en geïnspireerd door de inheemse cultuur van hun voorouders, smeden zij nieuwe verbindingen en doorbreken ze stiltes,” aldus Smit. “Het hele proces hiernaartoe heeft ons als museum geholpen een object niet langer te zien als informatiebron, maar als iets dat resoneert.”
Tekst Willemijn de Jonge![]()
De collectieopdrachten zijn tot stand gekomen met financiële steun van het Mondriaan Fonds.